Koploperproject Positieve Gezondheid: ‘Het meetinstrument is niet de heilige graal’
Sinds 2017 werkt het JBZ vanuit ‘positieve gezondheid’. Simpel samengevat staat die term voor het verbreden van traditionele ziekenhuiszorg naar een aanpak waarbij het welzijn, de veerkracht en de (zelf)regie van de patiënt leidend zijn. De (para)medische en verpleegkundige zorg blijven op hetzelfde niveau, maar er is meer aandacht voor wat in het JBZ ook wel ‘gezondheidswelzijn’ wordt genoemd. Lukt het om deze koers te onderbouwen met onderzoeksresultaten? Zeven vragen aan senior onderzoeker Lenny Nahar-van Venrooij, verbonden aan de Jeroen Bosch Academie Wetenschap.
Het JBZ geldt landelijk als koploper als het gaat om het werken vanuit ‘positieve gezondheid’. Niet iedereen kent de voorgeschiedenis: waar hebben we het over?
‘In een notendop betekent het voor ons als ziekenhuis dat we niet alleen gericht zijn op behandelen, maar een bijdrage leveren aan het dagelijks functioneren en welzijn. Gezondheid benaderen we als het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven om te gaan en om zoveel mogelijk eigen regie te voeren, zoals Machteld Huber, de grondlegger van positieve gezondheid, het omschrijft. We gaan na wat iemand nog wél kan en wat iemand zelf zegt nodig te hebben om zich beter te voelen. Dat vraagt van zorgverleners een nieuwe manier van kijken en adviseren. Daarvoor kunnen ze ter ondersteuning een speciaal ‘proactief zorgplan’ gebruiken dat in ons patiëntendossier is opgenomen of bijvoorbeeld het gespreksinstrument ‘Mijn Positieve Gezondheid’.
Het JBZ koos voor deze visie en stelde een gewaagd doel: mensen in Den Bosch en omstreken geven in 2025 de hoogste waardering aan hun gezondheidswelzijn van heel Nederland. Sinds 2017 werken we daar naartoe. Deze manier van werken komt meer en meer in de ‘haarvaten’ van ons ziekenhuis.’
En daarmee ook in de haarvaten van de wetenschappelijke activiteiten in en vanuit het JBZ, zoals binnen de Jeroen Bosch Academie?
‘Ook de afdeling Wetenschap zet zich hiervoor in. In 2018 is gestart met een wetenschappelijke beleidslijn Patiëntgericht uitkomstenonderzoek. Dit omvat wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe zorgconcepten en wat deze doen met de kwaliteit van zorg, bijvoorbeeld proactieve zorgplanning of thuismonitoring voor patiënten met een chronische aandoening. We richten ons binnen het onderzoek op wat dit doet met (positieve) gezondheid en geleverde zorg ervaren door patiënten en professionals. Waarbij gezondheid dus veel meer is dan alleen de medisch-technische resultaten. Gezondheid gaat over dagelijks functioneren, eigen regie, meedoen en zingeving. In het grotere plaatje wil je weten of de levenskwaliteit van de patiënt is verbeterd. Om onderzoekers richting te geven hoe je deze brede gezondheid kan onderzoeken, hebben we een artikel geschreven voor het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen. En in samenwerking met universiteiten en andere partijen werken we hard aan de ontwikkeling van een betrouwbare meetmethode. Op dit moment is daarvoor nog geen breed gedragen instrument.’
Hoe ontwikkel je een meetinstrument voor de niet-fysieke aspecten van zorg?
‘Door Machteld Huber en collega’s is in kaart gebracht wat burgers en patiënten verstaan onder gezondheid; een uitwerking hiervan is het gespreksinstrument Mijn Positieve Gezondheid, waarbij 6 dimensies van gezondheid zijn weergegeven in een spinnenweb; lichamelijk, mentaal en dagelijks functioneren, meedoen, kwaliteit van leven en zingeving. Met subsidie van ZonMw ontwikkelen we vanuit een landelijk consortium een meetinstrumentarium. Wij zijn mede-aanvrager en zitten in de klankbordgroep. Vanuit het Leids Universitair Medisch Centrum en Universiteit Maastricht zijn hiervoor twee post-doc onderzoekers aangesteld. Een deel van hun onderzoek loopt in het JBZ. Samen met Tilburg Universiteit zijn wij zelf ook bezig met een meetinstrument dat een selectie van de vragen van het gespreksinstrument Mijn Positieve Gezondheid omvat. Als alles volgens plan verloopt, hebben we in 2025 een meetinstrumentarium.’
Wat gaat zo’n instrument dan precies meten?
‘Het instrument meet ervaren gezondheid met vragen over alle dimensies en dus niet alleen lichamelijk functioneren. Patiënten vullen de vragen zelf in. Je krijgt een score waarmee je verschillen tussen patiënten in kaart kan brengen. Wij onderzoeken bijvoorbeeld ook wat thuismonitoring doet bij patiënten met hartfalen als het gaat om eigen regie. Op basis van de ingevulde vragenlijst naar ervaren gezondheid lezen we dan ook het effect af van het thuismonitoringsprogramma op de totale gezondheid. Naast lichamelijk functioneren en eigen regie, krijg je ook informatie over andere onderdelen van gezondheid zoals meedoen in de samenleving of betekenisvol leven. De scores van de groep met thuismonitoring en zonder thuismonitoring kun je dan met elkaar vergelijken. Maar, het meetinstrument is niet de heilige graal; als je echt wilt begrijpen wat mensen ervaren en hoe dat samengaat met de geleverde zorg is een interviewstudie meer op zijn plek. In de thuismonitoringstudie doen we beide.’
Wordt ook onderzocht wat de zorgprofessionals van het werken vanuit positieve gezondheid vinden?
‘Ja, in samenwerking met Avans Hogeschool is onderzocht hoe zorgverleners die ervaring hebben met de nieuwe manier van werken hun werk waarderen. Die uitkomsten zijn over het algemeen zeer positief. De zorg is persoonsgerichter en er is meer werkplezier. Omdat het een kleine groep zorgprofessionals betrof, mogen we die conclusie niet generaliseren. Wel komen deze resultaten overeen met wat in de literatuur beschreven staat.’
Kwamen uit dat onderzoek ook verbeterpunten naar voren?
‘Ja, we ontdekten onder meer dat van alle zorgprofessionals niet meer dan 35 procent alle aspecten van de methodiek van Mijn Positieve Gezondheid daadwerkelijk inzet tijdens het gesprek. Met name de dimensie ‘zingeving’ blijft tussen zorgprofessional en patiënt vaak onbesproken, als we op dit onderzoek afgaan. Uit de literatuur is bekend is dat praten met patiënten over zingevingsaspecten bijdraagt aan iemands kwaliteit van leven.’
Begin 2024 verlengde het JBZ het samenwerkingscontract met het Instituut voor Positieve Gezondheid. Wat betekent dat voor onderzoek en wetenschap binnen het JBZ?
‘Het betekent dat we samen toewerken naar een moment in 2025 waarop we kunnen aangeven wat onze inspanningen rond Positieve Gezondheid hebben gebracht voor onze patiënten, voor de medewerkers en voor de regio als geheel. We kunnen niet aantonen wat onze werkwijze doet met ons ‘gewaagd doel’, maar we kunnen wel laten zien wat verschillende deelprojecten bijdragen aan het gezondheidswelzijn van specifieke groepen patiënten. Voor mij is het belangrijk dat we op basis van wetenschappelijk onderzoek meer te weten komen over hoe nieuwe zorgconcepten, ontstaan vanuit deze andere focus op gezondheid, bijdragen aan de kwaliteitsdoelstellingen van zorg. Dat gaat over gezondheidswelzijn maar ook over hoe de geleverde zorg is ervaren door patiënten en professionals. En ook wat dit betekent op andere terreinen, zoals zorgverbruik en gelijke kansen op gezondheid.‘